Van de curieuze verzameling aan sprekers, uitspraken en schijnvertoningen op 4 januari 2024, staken de woorden van Ramon Abrahams toch behoorlijk uit als de hersenspinsels van een spreker die in een eigen wereldje leeft of volgelingen graag een eigen wereldje voorhoudt. Zo vermeldt Abrahams dat er nog vier leden van de groep van zestien in leven zijn. Zonder al te lang stil te staan bij het lot dat de overigen ondergaan hebben en het feit dat leden van de groep, waaronder zijn overleden volksleider, verantwoordelijkheid dragen voor de dood van andere leden van die groep.
Vervolgens gebruikt Abrahams een behoorlijke dosis inventiviteit om de voortvluchtigheid van Bouterse om te dopen tot een nationale heldendaad. Bent u er klaar voor? Het opsluiten van Bouterse zou leiden tot sociale onrust. Die sociale onrust heeft hij willen voorkomen. Hij is daarom weggegaan (Abrahams probeert nu al de woorden ‘vlucht’ en ‘voortvluchtigheid’ net als zijn partijgenoot Enfield, weg te propaganderen in de levensvertelling over Bouterse). ‘Ze’ hebben hem nooit kunnen opsluiten. Wat een knap staaltje heldhaftigheid, tezamen met een nog knapper staaltje fictie.
Als wij niet de woorden van Bouterse zelf van enkele dagen na het vonnis hadden, zouden we er bijna in gaan geloven. Bouterse zelf stelde in zijn eerste interview na de veroordeling en vlak voor zijn voortvluchtigheid, dat er contact moest zijn met de leiding van het land over het creëren van faciliteiten. Zijn advocaat en die van de leiding van het land, waren volgens hem op dat moment actief in conclaaf. Er werden voorstellen gedaan en tegenvoorstellen gedaan, beweerde Bouterse. Volgens hem konden partijen het “Surinaams oplossen” en hij wond geen doekjes om het feit dat hij met de hoogste leiding verwees naar president Santokhi. ‘Ze’ hebben hem dus niet geprobeerd op te sluiten. ‘Ze’ hebben het op een akkoordje gegooid. Ligt de heldhaftigheid in het sluiten van een akkoordje? Want dat soort heldhaftigheid is een vrij alledaags gebeuren.
Dan is er de fictie van de sociale onrust. Abrahams vergeet te vermelden, uit welke hoek dergelijke sociale onrust zou moeten komen. Iemand zou bijna de idee krijgen, dat de liefde voor Bouterse blind maakt en dat als menigten, die hem niet in het gevang wilden zien, hoorden van zijn eigen intentie om mee te werken aan een arrestatie, zoals het een wetsgezind burger betaamt, zijn eigen woord of oproep tot rust, hen niet zou kunnen bedaren. Terwijl het Abrahams zelf is geweest, die meermaals dreigende en minachtende taal heeft uitgelaten over de rechterlijke macht en de mogelijkheid van een veroordeling. Het verhaal van de zelfopofferende voortvluchtige is dus net zo een dergelijk sprookje als de bereidheid zijn lot en veroordeling te aanvaarden. Wat zegt het overigens van de veroordeelden die zich wel voor het uitzitten van straffen aanmelden? Zijn Gefferie, Dendoe en Brondenstein volgens Abrahams, verraders of in ieder geval minder heldhaftig?
Dan is er nog de curieuze wijze van geschiedvertelling door Abrahams. Hij probeert Zuid-Afrikaanse apartheid te koppelen aan Nederlandse kolonisatie. Maar Nederland verloor die kolonie meer dan vijftig jaar voordat slavernij in Suriname afgeschaft werd. Hij maakt zich druk om Papua New Guinea, dat in de samenstelling van vandaag, nooit volledig door Nederland gekoloniseerd is en ook al langer dan tachtig jaar, niets meer met Nederland te maken had toen Suriname onafhankelijk werd.
De sfeer van samenzweerderigheid weet Abrahams wel op te wekken. Toen half OCER een uitstapje maakte naar DNP 2000, bleef hij Bouterse trouw. Het heeft hem dichter bij het vuur gebracht dan hij zonder die intermissie misschien zou zijn geweest. Maar zijn talent voor het verzinnen van een eigen wereldje, kan er niet toe leiden dat het licht van de waarheid vrij snel zijn verzinsels doet verwelken.
https://dagbladdewest.com/2025/01/19/een-eigen-wereldje-verzinnen/
Waarschuwing aan de media
Saturday 18 January 2025
INGEZONDEN – Bij de singi-neti van de partijleider – tevens veroordeeld voor zijn aandeel in de Decembermoorden en voortvluchtig voor Justitie – van een zich democratisch noemende politieke partij is sprake geweest van een knap staaltje intimidatie van de media. Het kwam kortweg neer op het volgende: “durf in de berichtgeving een term, omschrijving of duiding te gebruiken over die partijleider wat ons niet bevalt, dan kunnen we jouw veiligheid als journalist c.q. medewerker van een mediahuis niet langer garanderen. Je kon je accreditatie inleveren en opsodemieteren van het terrein van het partijcentrum.” Dit was een duidelijke en heldere waarschuwing. Na protest haastten enkele hogere goden van het “politbureau” van de partij te verklaren dat de “boodschappenjongen” de instructies aan pers niet zo bedoeld had. Hoe moeten wij deze waarschuwing zien?
Totalitaire inborst
De geschiedenis laat zien dat grondleggers en ideologische guru’s van deze partij mediabedrijven letterlijk uit de lucht hebben geschoten. In 1980 is het redactiegebouw van de Vrije Stem in brand geschoten en tegelijk zijn radio ABC en Radhika met de grond gelijk gemaakt. Deze mensen zijn duidelijk geen liefhebber van een kritische en onafhankelijke media welke essentieel zijn voor het functioneren van de democratie.
De geschiedenis leert ons ook dat de grondleggers van deze zogenaamde democratische partij de journalisten Kamperveen, Slagveer, Behr en Wijngaarde hebben laten mishandelden en vervolgens laten vermoorden. Anderen zijn gevlucht om zo hun leven te redden. Ten tijde van de militaire dictatuur dicteerden de mensen die later “partij ideologen” zijn geworden wat de media wel en niet mocht melden. De strikte regels waar mediabedrijven zich in de berichtgeving over de uitvaart moesten houden, is typerend voor totalitaire leiders: een andere opinie wordt namelijk niet getolereerd.
Angstwekkender is dat de nieuwe generatie politici die deze partij heeft voortgebracht dromen van een “sterke man”; een aantal is zelfs van mening dat (vertegenwoordigende) democratie niet werkt in een land als Suriname. Er is een sterke man nodig om het volk te leiden, is hun stellige overtuiging.
Afdeling Propaganda
De afdeling van die partij die verantwoordelijk is voor voorvoorlichting heet niet zomaar “Informatie & Propaganda Instituut”. Het informatiegehalte kunnen we bij deze partij verwaarlozen, want het gaat hun uitsluitend om propaganda. Propaganda is het bewust verspreiden van eenzijdige, selectieve of misleidende informatie om de publieke opinie te bespelen. Dit is kenmerkend voor totalitaire leiders en regimes.
De podiumtaal en het podiumoptreden van leden van deze partij laat zien dat alles wat krom is, wordt recht gekletst. Een vooraanstaand lid van die partij heeft in het verleden zelfs beweerd dat honderdmaal herhalen van een leugen automatisch een waarheid wordt. Onverholen racisme en etnische haat, gepredikt door de voormalig directeur van het kabinet van de president en andere partijleden, worden als bedrijfsongelukjes afgedaan. De partijtop haast zich dan om te benadrukken dat die partij de eenheid onder alle Surinamers hoog in het vaandel heeft.
Die eenheid diende slechts één doel, namelijk zorgen dat de overleden partijleider niet in de gevangenis kwam.
De maner waarop de partijbonzen bij de uitvaart van hun leider geprobeerd hebben de mediahuizen te muilkorven is, gezien het verleden van deze partij, exemplarisch voor hun gedrag. En als dit gedrag nu al manifest wordt terwijl deze partij nog niet eens regeringsmacht heeft, dan hou ik mijn hart vast.
Vrije pers
Een vrije pers vormt immers de ruggengraat van een democratische samenleving; de journalistiek fungeert als een waakhond door misstanden aan het licht te brengen en machthebbers ter verantwoording te roepen. Journalistiek biedt burgers de informatie die ze nodig hebben om weloverwogen keuzes; een vrije pers draagt bij tot kritisch denkende mensen en wapent de bevolking tegen desinformatie. De instructie die de afdeling Propaganda op 3 januari jl. aan de media heeft gegeven en snel weer ingetrokken, moet gezien worden als een duidelijke waarschuwing.
Wat staat Suriname – media, journalistiek, andersdenkenden – te wachten als deze partij weer regeermacht verwerft? Want mensen die geen democratische inborst hebben en een politieke partij die voortgekomen is uit dictatuur hebben als habitat om anderen hun waarheid, hun wil op te leggen. Hoezeer, het “slimste jongetje” van de klas zijn best doet om die partij een democratisch gezicht te geven die klaar is om bestuursverantwoordelijkheid te nemen. Het recente verleden heeft echter laten zien dat deze partij telkens een grote bende heeft achtergelaten. Hun enige focus is, nu de paarse rommel opgeruimd is en Suriname internationaal positief in de schijnwerpers staat, om straks te graaien in de oliedollars.
Als u als kiezer op 25 mei in het stemhokje staat, moet u drie keer nadenken of u de toekomst van Suriname en uw kinderen in handen van deze “djonks” (bloedzuigers) wilt leggen.
Stanley Ramkhelawan
De auteur schrijft sinds 2014 over human capital ontwikkelingen, politiek-bestuurlijke vraagstukken en innovaties in het publiek domein.
https://www.sun.sr/Details/36090_-Waarschuwing-aan-de-media-_03008968opinions.jpg
Gevluchte drugscrimineel, couppleger, dictator en moordenaar
7 januari 2025, leestijd 30 minuten
Tijdens de uitvaart van Desi Bouterse sprak Ashwin Adhin over zijn belofte aan Desi Bouterse om de ‘verworvenheden’ van de overledene vanaf de ‘revolutie’ tot aan 2015 te documenteren. Dat is best veel werk, dus ik nam mij voor Adhin een handje te helpen en alvast een compact overzicht uit te werken. Hij moet het mij niet kwalijk nemen wanneer ik niet volledig ben, maar veel voorwerk is hiermee gedaan. Ik heb zelfs de verworvenheden van 2015 tot en met 2023 meegenomen.
25 februari 1980: Eerste staatsgreep, de Sergeantencoup
Suriname wordt 25 november 1975 onafhankelijk. Er heerst eind jaren zeventig onvrede onder de regering van premier Henck Arron. Het kabinet wordt beschuldigd van corruptie. Roy Horb vraagt Desi Bouterse in 1979 om voorzitter te worden van een militaire vakbond. Onderofficieren en korporaals hebben zich verenigd in de Bond van Militair Kader, BOMIKA. De legerleiding verbiedt 30 januari 1980 de militaire vakbond. De opstandige militairen worden uit hun kamp verwijderd. De verbannen sergeanten Badrissein Sital, Ramon Abrahams en Laurens Neede, zetten protestacties op tegen de legerleiding en krijgen daarbij steun van een deel van de bevolking. De legerleiding ziet de protesten als opruiing.
Wanneer de drie sergeanten in februari 1980 door de politie worden gearresteerd op verdenking van subordinatie, slaat de vlam in de pan. Voor de groep sergeanten rond Bouterse is de arrestatie de directe aanleiding om de staatsgreep te plegen en veroordeling door de Krijgsraad te voorkomen. De perikelen rond BOMIKA zijn de aanleiding, maar waarschijnlijk meer een schijngrond dan een reden. Zij nemen in de vroege ochtend van 25 februari 1980 de Memre Boekoe-kazerne in. Een pantserwagen rijdt langs de historische witte houten gevels van de Waterkant. Vanaf een door de militairen gekaapte patrouilleboot van de politie op de Surinamerivier, wordt het monumentale pand van het Hoofdbureau van Politie met fosforgranaten beschoten. Het gebouw gaat in vlammen op.
President Ferrier geeft opdracht om het schieten te staken. De sergeanten nemen de macht over. De staatsgreep vloeit voort uit een samenloop van omstandigheden. Het is eigenlijk niet de bedoeling van de militairen om het land over te nemen. De militairen protesteren tegen de legerleiding die hun problemen niet wil aanhoren en hun eisen niet wil inwilligen. Het volk draagt de militairen kort na de coup op handen en verzamelt zich bij de Memre Boekoe-kazerne om hen te bedanken. Via de radio rechtvaardigt Ramon Abrahams de staatsgreep door het volk te wijzen op de decadente en luxe levensstijl van de machthebbers. Hij beschrijft de Amerikaanse dubbeldeurs koelkast van de minister van Openbare Werken en Verkeer, Achmed Karamat Ali, voorzien van een koelwatertap en een ijsblokjesautomaat.
Bij de staatsgreep vallen vijf doden: twee militairen, een politieagent en twee burgers. De militairen die om het leven komen zijn luitenant eerste klas Van Aalst en sergeant-majoor Comvalius. Van Aalst, wachtcommandant, sneuvelt bij de inname van de Memre Boekoe-kazerne. Comvalius wordt doodgeschoten bij de overname van de munitiebunker, het kruitmagazijn, aan de Doekhieweg. Agenten Mohamed Ramdjan Sultan, Freddy de Mees en Roy Jones hebben in de nacht van 24 en 25 februari surveillancedienst vanwege de onrust in Paramaribo. Omdat er wordt geschoten bij de Memre Boekoe-kazerne rijden zij in de vroege ochtend naar de kazerne die inmiddels is ingenomen door de militairen onder leiding van Bouterse. Freddy de Mees zit achter het stuur, Sultan en Jones achter in de zwart-witte Volkswagen-bus. De bus wordt beschoten door militairen. De Mees en Jones overleven de schietpartij, Sultan valt dood neer in zijn stoel. Hij is doorzeefd met kogels. Na de begrafenis vertrekt zijn vrouw met hun baby van drie maanden naar familie in Nederland. Eén van de burgers die worden gedood tijdens de beschieting van het Hoofdbureau van Politie, is Joseph Bacchus, Guyanees werknemer van juwelier Oemrawsingh. De andere burger is vermoedelijk ook een Guyanees. Hij is niet geïdentificeerd.
25 februari 1980 – 25 november 1987: Eerste militaire dictatuur
‘Eindelijk!’ kopt dagblad Vrije Stem de dag na de coup, omdat een einde wordt gemaakt aan het wanbeleid van de oude politieke leiders. Eindelijk zal er wat veranderen. Surinamers denken dat het nu misschien goed zal komen met het land. Die gedachte blijkt een illusie. Het enthousiasme over de staatsgreep wordt al snel tenietgedaan door repressieve maatregelen. Direct na de coup wordt een avondklok ingesteld. Tegenspraak wordt niet geduld. Er is sprake van hevige censuur. De vrije pers – dagbladen, radio- en televisiestations – wordt aan banden gelegd. De bevolking wordt geïntimideerd met militaire voertuigen die door de straten rijden. De vrijheid wordt beperkt door een verbod op samenscholing en beperking van het recht op vergadering. Politieke partijen worden verboden, behalve de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie (PALU), die nu nog steeds enthousiast is over de ‘leider van de revolutie’.
Overtreders worden opgepakt en lopen in formatie voor een militair voertuig naar de kazerne waar ze worden mishandeld. De militairen laten op televisie beelden zien van mensen die van plundering of andere misdaden worden verdacht en zonder vorm van proces in het openbaar worden afgeranseld. Er heerst angst onder de bevolking. Iedereen moet op zijn woorden letten want de Volksmilitie verklikt tegenstanders. Velen zijn genoodzaakt het land te ontvluchten. Corruptie en vriendjespolitiek vieren hoogtij tijdens het militaire regime. Hoge militaire functionarissen maken zich schuldig aan cocaïnehandel. Tijdens het militaire regime is er gebrek aan allerlei zaken, variërend van graan tot toiletpapier.
1 mei 1980: Moord op Fred Ormskerk
Voormalig sergeant-majoor Fred Ormskerk wordt in opdracht van Bouterse opgepakt omdat hij een tegencoup zou beramen. Dat is volgens een getuigenverklaring van Ruben Rozendaal een leugen van Bouterse. Ormskerk wordt op een stoel vastgebonden en met stokken geslagen om hem te laten bekennen. De militairen knuppelen hem dood. Op zijn hoofd, rug, armen, schouders en benen zijn bij de schouwing door patholoog-anatoom Jan Zeldenrust, bloeduitstortingen zichtbaar. Een aantal ribben is versplinterd. Fred Ormskerk heeft harde klappen gehad. Hij is de eerste tegenstander van het regime van Bouterse die wordt vermoord.
15 maart 1981: Aanslag op Wilfred Hawker
Sergeant-majoor Wilfred Hawker is lid van de Groep van Zestien bij de Sergeantencoup in 1980. Later keert hij zich tegen Bouterse. Op 15 maart 1981 lokt het leger Wilfred Hawker op verdenking van plannen voor een tegencoup in een auto onderweg op de Oost-West Verbinding in een hinderlaag en vuurt een groot aantal kogels op hem af. Hawker belandt zwaargewond in het ziekenhuis. Zijn metgezel soldaat Weiszenbruch sterft ter plekke. Wilfred Hawker wordt gevangengezet in de Memre Boekoe-kazerne.
Juni 1981: Moord op Humphrey Keerveld
Journalist Humphrey Keerveld is uitgever van het blad Bondroe en eigenaar van Centraal Persbureau Suriname. Redacteuren van dagbladen, waaronder Keerveld, worden meermalen voor verhoor opgeroepen en aangehouden. Hij wordt in januari 1981 gearresteerd vanwege kritische publicaties over het militaire regime. Keerveld wordt in juni in de botanische tuin in de Guyanese hoofdstad Georgetown vermoord door gemaskerde mannen omdat er aanwijzingen zouden zijn dat hij een coup aan het voorbereiden was. De actie, uitgevoerd door Cubanen, zou door Badrissein Sital zijn georganiseerd. De berichtgeving over de moord is directe aanleiding voor de censuurmaatregel van juli 1981.
11 en 12 maart 1982: Moord op Wilfred Hawker
Luitenant Soerinder Rambocus nam niet deel aan de sergeantencoup in 1980 maar waardeert deze wel. Hij klimt onder het militaire gezag op tot de top van het Nationaal Leger. Na verloop van tijd wordt hij kritischer tegen het regime, moet zijn positie opgeven en vertrekt voor korte tijd naar Nederland. Terug in Suriname pleegt hij met de door hem bevrijde Wilfred Hawker en een aantal anderen een mislukte tegencoup. Het brein achter de coup is Baal Oemrawsingh, een prominent wetenschapper. Bij de schermutselingen schiet Hawker een granaat af en raakt daarbij zelf ernstig gewond. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht en wordt verraden door twee leden van de Volksmilitie. Liggend op een brancard wordt hij doodgeschoten door Roy Horb. Oemrawsingh wordt op 15 maart dood aangetroffen en Rambocus wordt op 17 maart gearresteerd.
15 maart 1982: Moord op Baal Oemrawsingh
Baal Oemrawsingh studeert in Nederland. Na zijn promotie gaat Oemrawsingh aan de slag als hoogleraar biochemie aan de Universiteit van Suriname, thans de Anton de Kom Universiteit. De machthebbers beschouwen Oemrawsingh als het politieke brein achter de mislukte tegencoup van Soerinder Rambocus in maart 1982. Hij vlucht naar Nickerie. Volgens de lezing van de militaire machthebbers pleegt hij daar zelfmoord, maar hij is hoogstwaarschijnlijk door de militairen gemarteld en vergiftigd.
8 december 1982: Decembermoorden
Bouterse kondigt 15 november tijdens een toespraak hervormingen aan. Naar aanleiding hiervan wordt op 24 november, door mensen die zich willen inzetten voor de terugkeer van de democratie, de Associatie voor Democratie opgericht. Er ontstaat grote onrust in Paramaribo. Vakbonden en studentenorganisaties voeren acties en er wordt gestaakt. Bouterse laat de politie begin december hard ingrijpen. De actievoerders nemen zich voor om 8 december nog meer mensen op de been te krijgen. Dat komt er niet van. Soldaten schieten in de nacht van 7 op 8 december met raketwerpers het redactiegebouw van Vrije Stem in brand, evenals de gebouwen van de Moederbond en de radiostations ABC en Radika.
Soerinder Rambocus, John Baboeram, Bram Behr, Cyrill Daal, Fred Derby, Kenneth Gonçalves, Eddy Hoost, André Kamperveen, Gerard Leckie, Sugrim Oemrawsingh, Lesley Rahman, Harold Riedewald, Jiwansingh Sheombar, Jozef Slagveer, Robby Sohansingh en Frank Wijngaarde worden op 7 en 8 december 1982 van hun bed gelicht en naar Fort Zeelandia gebracht. Vijftien van hen worden gemarteld en vervolgens gefusilleerd. Vakbondsleider Fred Derby wordt als enige van de gearresteerden vrijgelaten. De vijftien slachtoffers zijn advocaten, journalisten, wetenschappers, legerofficieren en andere vooraanstaande Surinamers. Na de Decembermoorden wordt de universiteit van Suriname gesloten.
Leiders van de studentenprotesten die het nieuws vernemen vluchten halsoverkop over de Marowijnerivier naar Frans-Guyana om naar Nederland te vertrekken. De toenmalige hoofdredacteur van Vrije Stem Wilfred Lionarons staat ook op de dodenlijst van de militaire machthebbers. Lionarons is op dat moment in de Verenigde Staten voor een congres en ontkomt aan de Decembermoorden. Hij vlucht naar Nederland. Vrije Stem houdt op te bestaan. De Ware Tijd mag van het militair gezag als enige krant blijven bestaan en wordt gecensureerd. De krant is de spreekbuis van het militaire regime. Verslaggever Lesly Rahman is één van de slachtoffers van de Decembermoorden.
2 februari 1983: Moord op Roy Horb
Roy Horb is een van de zestien sergeanten die de staatsgreep plegen en nadien de rechterhand van Bouterse. Horb wordt lid van de Nationale Militaire Raad. In de loop van 1982 krijgen Horb en Bouterse verschil van mening over de koers van het regime. Horb wordt tezamen met John Hardjoprajitno 30 januari 1983 gearresteerd en gevangengezet op verdenking van het ondermijnen van de staatsveiligheid. Ze zouden betrokken zijn bij een complot om Bouterse te vermoorden. Op 2 februari 1983 wordt Horb dood aangetroffen in zijn cel in de Devil-strafbarak van de Militaire Politie. Hij zou zelfmoord hebben gepleegd door zich te verhangen aan het koord van zijn sportbroek. In werkelijkheid kreeg Horb volgens een getuige, Marcel Nelom (tien jaar lang veiligheidsagent van Bouterse), van een legerarts een dodelijke injectie toegediend.
21 maart 1984: Moordaanslag op Humphrey Somohardjo
Politicus Paul Somohardjo vlucht na de Decembermoorden naar Nederland. Hij wordt in september 1983 lid van de Raad voor de Bevrijding van Suriname van Henk Chin A Sen, die zich verzet tegen het militaire regime van Desi Bouterse. Paul verblijft dikwijls bij zijn broer Humphrey, in Schiedam. Op 21 maart 1984 wordt Humphrey Somohardjo in de deuropening van zijn huis in Schiedam beschoten door mannen die Sranang Tongo praten. Hij wordt zes keer in zijn hoofd geraakt, raakt ernstig gewond maar overleeft de aanslag. Men neemt aan dat de moordaanslag bedoeld was voor zijn broer Paul.
5 augustus 1984: Moord op Henri Sayadsingh
Henri Sayadsingh is journalist en fel tegenstander van het militaire regime. In maart 1982 doet hij mee aan de tegencoup van Rambocus. Als radio-omroeper roept hij militairen op zich achter Rambocus te scharen. De coup mislukt en Sayadsingh wordt veroordeeld. Na zijn vrijlating vlucht hij naar Nederland. Sayadsingh wordt actief in het verzet en is onder meer betrokken bij de bezetting van de Surinaamse ambassade. Zaterdag 4 augustus 1984 bezoekt hij een huwelijksfeest in een Hindoestaanse sociëteit in Amsterdam. Hij vertrekt ’s nachts om 3 uur naar een café, waar hij had afgesproken, maar komt daar nooit aan. Zijn lichaam wordt later in de Amstel aangetroffen. Hij blijkt te zijn gewurgd.
8 maart 1985: Moord op drie leden muziekband
Een vijfhoofdige muziekband repeteert op 8 maart 1985 in een gebouw in het Nederlandse Rijswijk waar de Raad voor de Bevrijding van Suriname regelmatig samenkomt en waar de Weekkrant Suriname wordt gemaakt. Twee gewapende mannen dringen het gebouw binnen en schieten met automatische wapens de bandleden neer. Willem van Putten, Albert Kneefel en Fred Bakker komen daarbij om het leven. De twee andere bandleden overleven de aanslag. De aanslag was waarschijnlijk niet bedoeld voor de bandleden maar voor leden van de Raad voor de Bevrijding van Suriname. De zaak is nooit opgehelderd, maar er zijn sterke vermoedens van betrokkenheid van Bouterse.
1986 – 1992: Burgeroorlog of Binnenlandse Oorlog
Ronnie Brunswijk, voormalig lijfwacht van Bouterse, deserteert uit het leger en begint met zijn Junglecommando in april 1986 een guerrillaoorlog tegen het Nationaal Leger. In feite gaat het om een persoonlijk conflict tussen Bouterse en Brunswijk. Van 21 op 22 juli 1986 overvalt het Junglecommando de militaire post bij de brug van Stolkertsijver. Deze overval wordt beschouwd als het startpunt van de burgeroorlog. De oorlog draait om de macht in Noordoost-Suriname en de controle over drugstransporten door Suriname. De meeste gevechten vinden plaats van medio 1986 tot en met 1989 in het noordoosten van Suriname en langs de Marowijnerivier, de grensrivier met Frans-Guyana.
Door wederzijdse vergeldingen hebben Marrons, met name Aukaners, zwaar te lijden. Dorpen worden platgegooid, wegen, waterpijpleidingen, elektriciteitsverbindingen, scholen, overheidsgebouwen, poliklinieken en bedrijven worden vernield. Zo’n vijfentwintig duizend mensen uit Noordoost-Suriname slaan op de vlucht, de helft tot een derde van de bevolking, naar Frans-Guyana, de sloppenwijken van Paramaribo, Nederland of de Verenigde Staten. In Frans-Guyana, aan de andere zijde van de Marowijnerivier, wonen nog steeds veel voormalig vluchtelingen. In maart 1991 wordt tussen beide partijen de vrede van Kourou gesloten. In mei 1992 sluiten Brunswijks Junglecommando en door Bouterse gesteunde groepen inheemsen, vrede met de Surinaamse regering, die op 8 augustus 1992 wordt bekrachtigd door president Ronald Venetiaan. Gedurende de burgeroorlog komen volgens onofficiële cijfers naar schatting 87 soldaten van het Nationaal Leger, 60 leden van het Junglecommando en 200 tot 300 burgers om het leven.
29 november 1986: Moorden in Moiwana
Troepen van Bouterse zoeken in het marrondorp Moiwana in het noordoosten van Suriname naar rebellenleider Ronnie Brunswijk. Wanneer hij niet gevonden wordt nemen zij wraak op de bevolking. Zij schieten negenendertig onschuldige dorpelingen dood, voornamelijk vrouwen en kinderen, en steken huizen in brand. Daarna trekt de legereenheid door naar het geboortedorp van Brunswijk, Moengo Tapoe, waar ze familieleden van Brunswijk doodschieten. Ruim vijfduizend inwoners vluchten via Albina naar Frans-Guyana en de meesten keren nooit meer terug.
December 1986: Oorlogsmisdaden Albina
In de guerrilla-gevechten tussen het Junglecommando en het Surinaamse leger onder leiding van Desi Bouterse wordt Albina in Noordoost-Suriname, aan een bocht van de Marowijnerivier, door beide partijen bij herhaling geplunderd. In december 1986 wordt Albina door het Nationaal Leger van Suriname in brand gestoken en grotendeels verwoest. Massaal vlucht de bevolking naar de overkant van de rivier, het veilige Saint-Laurent-du-Maroni in Frans-Guyana.
20 maart 1987: Moord op drie politieagenten en vier burgers
In de vroege nacht van 20 maart worden brigadier Eugene Olieberg, inspecteur Jules Blagrove en agent Ramkisoen Panday door zes gewapende mannen van huis gehaald en met vier burgers in het politiebureau van Tamanredjo in het district Commewijne gemarteld en door geweersalvo’s doodgeschoten. Een van de overvallers is Hans Lachman. Hij was in 1982 een van de deelnemers aan de Rambocuscoup. De groep gewapende mannen, waarvan sommigen in legeruniform, meldde de politie dat een aanval van Brunswijk werd verwacht. Zij zouden ter bescherming naar Meerzorg zijn gestuurd. Vermoedelijk moesten agenten Olieberg, Blagrove en Panday worden geliquideerd vanwege hun onderzoeken naar een cocaïnezaak in het district en verkrachtingen in Mariënburg, waarbij leden van de Volksmilitie waren betrokken. Later blijkt dat de overvallers ook naar het politiebureau in Meerburg zijn gereden. Daar liggen de belastende dossiers. Het bureau wordt in brand gestoken. De militairen beschuldigen ‘de bende van Brunswijk’ van de moorden en houden vol dat alleen boslandcreolen bij de actie betrokken waren.
4 april 1987: Moord op Hans Lachman
Volgens getuigen was de gevreesde Hans Hemrajd Lachman onder de overvallers in Tamanredjo. Hij zou door burgers de avond ervoor in een groep op het veerpont zijn herkend. De voormalige agent van de militaire politie werd in 1982 veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf als een van de hoofdschuldigen van de moord op landbouwer Detá Mahe, in een drugsaffaire. Bij de couppoging van Rambocus in maart 1982 werd Lachman uit de gevangenis gehaald om de coup te steunen. Hij liep echter over en steunde Bouterse. Hij kreeg daarvoor strafkorting en voert speciale opdrachten uit voor het leger en de veiligheidsdienst. Hans Lachman krijgt een melding dat zich bij kilometerpaal 32,5 op de Oostwestverbinding in district Commewijne twee verdachte auto’s ophouden. Het blijkt een hinderlaag. Lachman en zijn groep worden direct onder vuur genomen. De bevolking vermoedt dat de militairen hieraan schuldig zijn.
11 september 1987: Moorden in Pokigron
In september 1987 vinden verschillende moorden plaats op de weg van Brownsweg naar Pokigron, zo’n honderd kilometer ten zuiden van Paramaribo. Vermoedelijk pleegt het Nationaal Leger deze moorden uit frustratie dat Ronnie Brunswijk en de leden van zijn Junglecommando niet te vinden zijn. Ook dienen de moorden waarschijnlijk als waarschuwing aan de bevolking om geen steun te verlenen aan de rebellen.
Op 11 september 1987 worden waarschijnlijk vijftien onschuldige burgers, waaronder vrouwen en kinderen, vermoord door het Nationaal Leger. Het leger zou een aanval hebben ingezet waarbij veertig, later teruggebracht tot vijftien, leden van het Junglecommando zijn gedood. Een Frans artsenteam verklaart dat er helemaal geen treffen is geweest en dat onschuldige burgers zijn vermoord. Volgens een officiële mededeling van de overheid zou het gaan om burgers die toevallig in de vuurlinie zijn beland, maar er waren geen leden van het Junglecommando in de omgeving.
November 1987: Moord op Henry Nahar
Henry Nahar is eigenaar van een radiozaak in de Kinkerstraat in Amsterdam en uitgever van de Surinaamse krant. De krant schrijft kritisch over de situatie in Suriname. Henry Nahar is een goede bekende van Desi Bouterse. Hij zou zich tegen derden negatief hebben uitgelaten over Bouterse en hopen op zijn liquidatie. Hij reist, waarschijnlijk op dringend verzoek van Bouterse, in november 1987 vanuit Nederland naar Suriname en heeft onder meer een afspraak met Bouterse in Domburg. Nahar zegt tegen zijn broer: ‘Ik heb een afspraak met Desi. Ik neem een taxi, en ben over een uurtje terug. Dan gaan we nog even vissen.’ Nahar zou tegen de taxichauffeur hebben gezegd: ‘Wacht op me, ik ben over een halfuurtje terug.’ Na tien minuten kwam een militair de chauffeur betalen, want ‘die meneer wordt door een ander auto teruggebracht.’ Niemand hoorde na die avond nog iets van Henri Nahar, tot hij een aantal weken later drijvend in de Commewijnerivier wordt gevonden. Volgens de machthebbers is hij een Nederlandse huurling die voor een coup naar Suriname is gekomen.
25 november 1987: Verkiezingen
Vanwege onvrede van de bevolking over de dictatuur en de bloedige burgeroorlog, besluit Bouterse om in november 1987 democratische verkiezingen te houden.
31 december 1987: Moorden in Atjoni (nabij Pokigron)
Zes burgers uit Gujaba zouden 31 december 1987 zijn gedood. Een groep van ruim twintig mannelijke Marrons wordt aangevallen en mishandeld door soldaten van het Nationaal Leger, die met hun geweren op hen inslaan en hen verwonden met bajonetten en messen, op verdenking van deelname aan het Junglecommando. Zo’n vijftig dorpelingen zijn hier getuige van. Zeven slachtoffers, waaronder een vijftienjarige jongen, zouden geblinddoekt in een militair voertuig worden afgevoerd via Tjongalanga Passi naar Paramaribo. Het voertuig stopt onderweg. De slachtoffers moeten uitstappen of worden met geweld uit het voertuig gehaald. De soldaten geven hun de opdracht om met een schep een kuil te graven. Een van de mannen raakt gewond terwijl hij ontsnapt maar wordt niet gepakt. Daison Aloeboetoe, Deede-Manoe Aloeboetoe, Mikuwendje Aloeboetoe, John Amoida, Indie Hendrik Banai en Bernard Tiopo worden gedood.
Na 1987: Illegale verzetsgroepen
Het is het Nationaal Leger na de vrije verkiezingen in 1987 niet langer toegestaan op te treden tegen het Junglecommando. Het Nationaal Leger en inlichtingendiensten besluiten in het geheim inheems dorpen te bewapenen en te trainen, een vorm van hoogverraad. Zo ontstaan verschillende verzetsgroepen, Tucajana Amazones, Angula’s, Kofimakka’s en Mandela’s, die grote gebieden van Suriname bezet houden. De Tucajana Amazones zouden zelfs een kantoor in de Memre Boekoe-kazerne hebben. Moordoperaties door de Tucajana Amazones onder leiding van commandant Thomas Sabajo, worden ondersteund en gadegeslagen door eenheden van het Nationaal Leger.
7 november 1987: Moord op Ashok Gangaram Panday
Ashok Gangaram Panday vlucht in 1983 naar Nederland, nadat hij door militairen is afgeranseld omdat hij ’s avonds, ten tijde van de avondklok, van Bakkerij Fernandes naar huis gaat. Hij gaat op 5 november 1987 op bezoek naar Suriname, in de veronderstelling dat het weer veilig is. Omdat hij in Nederland asiel had aangevraagd, wordt hij door de militaire politie ondervraagd en meegenomen. Zijn echtgenote en neef komen tevergeefs naar vliegveld Zanderij. Later moeten zij zich melden op Fort Zeelandia. Daar krijgen zij te horen dat Ashok er niet is en worden geïntimideerd door de militaire politie. Op dinsdag 8 november belt zijn neef naar de militaire politie en krijgt hij te horen dat Ashok zich opgehangen heeft in zijn cel en dat zijn lijk in het mortuarium is. Aldaar aangekomen zien zijn neef en twee anderen dat het lichaam bloeduitstortingen vertoont op de borst, buik en rug, een barst achter de oren, etc. Een van de ogen is zwart en blauw en er was een snee in een lip. Verder heeft het lichaam een heel korte riem om de nek, te kort om zich daarmee op te hangen. Bij de wassing voor de crematie ziet men dat zijn lichaam niet alleen tekenen van martelingen vertoont, maar dat zijn geslachtsorganen bebloed en ‘beschadigd’ zijn. Er zijn genoeg redenen om aan te nemen dat hij vermoord is.
16 mei 1988: Moord op Guno Mahadew
Luitenant Guno Mahadew is een van de onderofficieren die betrokken is bij de staatsgreep in 1980. Hij is in mei met Bouterse op vakantie in Brazilië. Zij zouden 14 mei bij een strandwandeling op het strand van Copacabana of tijdens het zwemmen, door een grote golf in moeilijkheden zijn geraakt. Een paar jongens zouden erin zijn geslaagd Bouterse naar het strand terug te brengen. Mahadew wordt sindsdien vermist. Zijn lijk spoelt op 16 mei aan op het strand. In Suriname vraagt men zich af of sprake was van een golfslag of een kolfslag. Ruben Rozendaal verklaart later op televisie dat Mahadew is vermoord.
1990: Moord op ongeveer negen Tucajana’s
Binnen de Tucajana Amazones ontstaan spanningen tussen de politieke en militaire delen. De militaire arm staat onder leiding van Thomas Sabajo en zijn strijdbroeder Matto. Enkele inheemsen verzetten zich tegen de toenemende invloed van Bouterse op Thomas en Matto en daarmee op de alle Tucajana Amazones. Eenheden van de militaire politie slaan de interne opstand tegen Thomas en Matto neer, waarbij ongeveer negen inheemsen worden gedood.
1990: Moord op drie Tucajana’s
Bouterse laat in 1990 drie Tucajana’s oppakken, omdat ze niet hebben geschoten op politieagenten onder leiding van inspecteur Herman Gooding, toen deze een partij cocaïne in beslag wilden nemen. De Tucajana’s worden opgesloten in Fort Zeelandia. Van daaruit worden ze meegenomen door luitenant-kolonel Marcel Zeeuw. Ze zouden op de vlucht zijn neergeschoten.
1990: Moord op twee lijfwachten van Ronnie Brunswijk
Ronnie Brunswijk zou een afspraak hebben geschonden door een partij van duizend kilo cocaïne te onderscheppen die door Colombianen was geleverd voor de militairen. De militairen tippen de politie, waarna deze de cocaïne in Moengo in beslag nemen. Daarbij worden twee lijfwachten van Brunswijk doodgeschoten. Een deel van de in beslag genomen cocaïne zou alsnog naar het huis van Bouterse in Leonsberg zijn gegaan.
4 augustus 1990: Moord op Herman Gooding
Politie-inspecteur Herman Gooding haalt zich de woede op de hals van de militairen door in 1990 een onderzoek in te stellen naar de slachtpartij van Moiwana en drie verdachten in beeld te brengen. Daarnaast heeft Gooding in 1989 een lading cocaïne onderschept en in beslag genomen die door Colombianen was afgeleverd met een Twin Otter, een klein tweemotorig vliegtuig, op de weg naar Apoera, destijds verboden terrein voor de civiele politie. De actie zet zoveel kwaad bloed dat Bouterse een spoedberaad organiseert met naaste medewerkers, de commandanten, Tjin-A-Kwoei, Linscheer en Christopher, het hoofd van de militaire politie Zeeuw, Goedschalk, Herrenberg, twee lijfwachten en de politiechef van de narcoticabrigade Jansen. Na het overleg vertrekt een delegatie naar het politiebureau Nieuwe Haven. Daar opent Jansen de deur waar de door Gooding geconfisqueerde drugs liggen opgeslagen. Drie balen met elk honderd kilo cocaïne worden vervolgens aan de eigenaren teruggegeven. Bouterse complimenteert betrokkenen volgens de getuige met de kordate actie. Gooding gaat op 4 augustus 1990 naar het hoofdkwartier van de militaire politie in Fort Zeelandia in Paramaribo om te bemiddelen in een conflict tussen agenten en leden van de militaire politie, die nog onder gezag van Bouterse staan. Bouterse zou hem op het matje hebben geroepen. Na zijn vertrek wordt hij door onbekende militairen uit de auto gesleurd en verscheidene malen door het hoofd geschoten. Enkele uren later wordt zijn lichaam gevonden. De onderzoeken naar ‘Moiwana’ en de drugstransporten worden kort daarop gestaakt.
1990: Moord op Piko Sabajo en strijdmakkers
De Tucajana Amazones, een rebellengroepering die strijdt tegen de militairen van Bouterse, grijpen eind augustus 1989 de macht in de in het westen gelegen dorpen Apura en Washabo. Binnen de groep ontstaat ruzie, waarna Piko Sabajo de leiding overneemt. Bouterse zendt een detachement militairen van het Nationaal Leger naar het gebied. Sabajo, een oud-militair, verneemt dit en vreest voor zijn leven omdat hij veel illegale zaken voor Bouterse heeft geregeld. Hij vlucht met enkele leden van zijn groep naar buurland Guyana, maar daar worden ze gearresteerd en uitgeleverd. Terug in Suriname zorgt Bouterse ervoor dat ze naar Washabo worden gevlogen. Daar staan enkele afvallige leden van de Tucajana Amazones hen op te wachten. Piko en zijn mannen worden geboeid aan handen en voeten op een vrachtwagen gegooid en zouden vijftig kilometer verderop met een kettingzaag zijn vermoord.
24 december 1990: Tweede staatsgreep, de Telefooncoup of Kerstcoup
Vanwege de onvrede van het volk worden in november 1987 democratische verkiezingen gehouden. De VHP’er Ramsewak Shankar wordt op 25 januari 1988 geïnaugureerd als president. Shankar probeert de relatie met Nederland te verbeteren. Bouterse heeft een gruwelijke hekel aan Nederland en is niet blij met het initiatief van Shankar. Vriend en vijand vinden de regering van Shankar machteloos en besluiteloos. Hij stuurt een radio- en tv-toespraak voor 24 december 1990 naar de media waarin hij vervroegde verkiezingen aankondigt. De legertop laat alle radio- en tv-stations bezetten maar kan niet voorkomen dat radio Apintie de toespraak uitzendt. De legertop besluit daarom tot een machtsovername. Bouterse neemt ontslag als legerleider. Het leger neemt een motie aan waarin het vertrouwen in de regering en de president wordt opgezegd. Iwan Graanoogst, waarnemend commandant van het leger, belt naar Shankar met de woorden: ‘Maakt u geen problemen. Voorkom escalatie en ga rustig naar huis. Het leger heeft de regeermacht in de Republiek Suriname overgenomen.’ Het kabinet-Shankar treedt na deze ‘telefooncoup’ af.
Bij de verkiezingen in september 1991 wordt Ronald Venetiaan gekozen als president. Hij weet de invloed van de militairen terug te dringen.
Augustus 1991: Moordcommando’s
Volgens westerse inlichtingendiensten ronselt Rupert Christopher, de Surinaamse minister van Defensie, militairen voor een opleiding tot moordcommando. Deze zouden in het buitenland in actie moeten komen. De opleiding zou vooral zijn bedoeld voor scherpschutters en het liquideren van slachtoffers op korte afstand. Een zwager van Bouterse, Waldring, zou al geruime tijd moordcommando zijn. De activiteiten zouden vooral gericht zijn op drugsagenten die zich niet aan de afspraken houden.
Augustus 1994: Moord op Bhagwedpersad Ausan
Gooding is niet de enige politieagent die slachtoffer wordt van de strijd tegen de cocaïnemaffia. Commandant van de Surinaamse militaire politie, majoor Bhagwedpersad Ausan, komt onder mysterieuze omstandigheden te overlijden. Ausan was betrokken bij het politieonderzoek tegen Dino Bouterse, zoon van Desi Bouterse, die (ook) verdacht wordt van drugshandel.
1999: Moord op Roy Tolud
Roy Tolud is een van de onderofficieren die betrokken is bij de staatsgreep in 1980. Hij gaf leiding aan de beschieting van het Hoofdbureau van Politie vanaf de Surinamerivier. Hij was betrokken bij de Decembermoorden, en heeft deel uitgemaakt van het vuurpeloton dat was belast met de executies. Hij zou in 1989 met vrienden vier Brazilianen hebben vermoord om ze cocaïne afhandig te maken. Hij zou voorts vijf vrienden van Desi Bouterse hebben gedood. In 1999 verdwijnt Tolud. Volgens Evert Tjon, een voormalig medewerker van Bouterse die zich tegen hem keerde, heeft Bouterse Roy Tolud laten vermoorden. Hij zou met auto en al in de jungle zijn begraven.
16 juli 1999: Veroordeling in Nederland
Bouterse wordt bij verstek in Nederland veroordeeld tot zestien jaar gevangenisstraf wegens cocaïnehandel.
30 juni 2000: Veroordeling in Nederland
Bouterse wordt bij verstek in hoger beroep in Nederland veroordeeld tot elf jaar gevangenisstraf wegens cocaïnehandel.
2010 – 2020: Regering-Bouterse
Bouterse wordt in 2010 tot president verkozen. Vertrouwelingen, waaronder zijn echtgenote, zijn zoon, zijn geestelijke adviseur, een bevriende journalist, en enkele verdachten van de Decembermoorden, worden op de loonlijst van de overheid geplaatst. In de eerste regeerperiode van 2010-2015, probeert de regering-Bouterse leuke dingen te doen voor de bevolking. Het aantal spookambtenaren neemt snel toe. Hiervoor is evenwel geen geld beschikbaar dus dat wordt met behulp van minister van Financiën Gillmore Hoefdraad – bijnaam Leendert – geleend, en de staatsschuld loopt razendsnel op. Gedurende de tweede regeerperiode worden alle reserves van het land uitgeput en wordt misbruik gemaakt van middelen waarover de overheid niet mag beschikken. Alle ministeries, parastatale bedrijven en andere entiteiten waar de regering-Bouterse invloed kan uitoefenen worden kaalgeplukt. De financiële situatie is in 2020 zo beroerd dat ambtenarensalarissen niet meer betaald kunnen worden. Na de verkiezingsoverwinning van de VHP in 2020, draagt de regering-Bouterse de macht versneld over, en legt daarmee de problemen op het bord van de nieuwe regering.
Medio 2011: Schoolboekkwestie
In juli 2011 verschijnt de nieuwe versie van Wij en ons verleden, het geschiedenisboek voor de zesde klas van de lagere school. In dit boek wordt de Sergeantencoup en de betrokkenheid van Bouterse bij de Decembermoorden behandeld. In het boek staat een foto waarop Bouterse op een protestbord van demonstranten wordt uitgemaakt voor moordenaar. Bouterse is woedend over de inhoud van het schoolboek en eist herziening van het boek. Alle exemplaren van het boek worden vernietigd en het boek wordt herschreven.
December 2011: WikiLeaks
Uit documenten van de Amerikaanse ambassade die in 2011 door WikiLeaks zijn gepubliceerd, blijkt dat Bouterse zich tot 2006 actief bezighoudt met drugszaken. De cables (Cablegate) melden de relatie tussen Bouterse en Eduardo Beltran, die volgens de Verenigde Staten een belangrijke regionale tussenpersoon zou zijn bij de smokkel van cocaïne uit onder andere Colombia. Voorts blijkt uit documenten van WikiLeaks dat Bouterse via de Guyaanse drugsbaron Roger Khan wapens aan de Colombiaanse rebellenbeweging FARC levert in ruil voor drugs. In een gesprek zouden Bouterse en Rashied Doekhi, Khan hebben gevraagd huurmoordenaars te leveren om Chan Santokhi (toenmalig minister van Justitie) en Subhas Punwasi (toenmalig procureur-generaal), te elimineren. Roger Khan wordt op 15 juni 2006 samen met drie van zijn lijfwachten in Paramaribo gearresteerd en in opdracht van de toenmalig minister van Justitie, Chan Santokhi, via Trinidad uitgeleverd aan de Verenigde Staten van Amerika waar hij nu een celstraf van veertig jaar uitzit wegens internationale drugs- en wapenhandel en het afpersen van getuigen.
Januari 2012: Gratie pleegzoon Romano Meriba
Er ontstaat veel ophef rond het verlenen van gratie door president Bouterse aan zijn voor roofmoord veroordeelde pleegzoon Romano Meriba. Deze is in 2005 tot vijftien jaar celstraf veroordeeld voor de roofoverval en moord op een Chinese handelaar in 2003 en het gooien van een granaat op het erf van de toenmalige Nederlandse ambassadeur. Hij komt door de gratie al in november 2011 op vrije voeten.
4 april 2012: Amnestiewet
Sympathisanten van Bouterse in De Nationale Assemblée dienen op 19 maart 2012 een wetsvoorstel voor amnestie voor de Decembermoorden in. Op 4 april 2012 wordt de omstreden amnestiewet aangenomen. Eerst zou de wet ook gelden voor daders van de Moiwana-slachting, maar een paar minuten voor de stemming wordt dit geschrapt uit de wet.
1 december 2015: Amnestiewet nietig
Het Hof van Justitie oordeelt dat het Openbaar Ministerie alsnog de verdachten van de Decembermoorden moet vervolgen ondanks de amnestiewet uit 2012.
29 juni 2016: Blokkering proces Decembermoorden
Desi Bouterse doet als president – ten onrechte – een beroep op artikel 148 van de Surinaamse grondwet om voortzetting van het proces over de Decembermoorden te blokkeren. Artikel 148 luidt: ‘De regering bepaalt het algemeen vervolgingsbeleid. In het belang van de staatsveiligheid kan de regering in concrete gevallen aan de procureur-generaal bevelen geven met betrekking tot de vervolging.’ De hele regering staat achter het besluit van de president.
9 augustus 2016: Moord op Franklin Waterval
In maart 2016 wordt in de haven van Paramaribo een peperdure Mercedes Benz G63 AMG 6×6 ingeklaard. Deze patserbak is aangeschaft door Franklin Waterval, alias Brielle, die al beschikt over een flink wagenpark. Waterval staat bekend om zijn riante levensstijl en is een grote jongen in de drugshandel. Hij was voorheen bodyguard van Desi Bouterse, met wie hij zeer vriendschappelijk omgaat. De heren zijn gefotografeerd in amicale houding, beiden in een shirt met NDP-logo. Bouterse draagt een gouden ketting met een dollarteken en lijkt een cheque in zijn hand te hebben. Er wordt gesuggereerd dat Waterval royaal heeft gedoneerd aan de partijkas van de NDP. De naam Franklin Waterval komt dikwijls voor in Nederlands onderzoek naar de drugsbende van Piet Wortel. Beiden spreken over de telefoon regelmatig over ene ‘baas-man’, waarmee Bouterse zou worden bedoeld. Volgens Waterval zou ‘baas-man’ de Surinaamse onderwereld gaan beheersen. Uit het dossier zou ook blijken dat Franklin Waterval contact onderhoudt met de Surinaamse Counter Intelligence Unit, onder leiding van Dino Bouterse, zoon van Desi Bouterse. Zowel met Dino als Desi zou ‘Brielle’ warme banden onderhouden. Waterval zit 9 augustus in zijn Mercedes 6×6 voor zijn eettent ‘Sabroso’ aan de Affi Jabbastraat. Vanuit een voorbijrijdende auto wordt hij onder vuur genomen en doodgeschoten. In Suriname wordt gespeculeerd dat Waterval een conflict over een partij cocaïne zou hebben gehad met Wortel. Anderen suggereren dat Waterval na de herverkiezing van Bouterse als president, zijn storting in de partijkas met rente terugvorderde.
30 januari 2017: Proces Decembermoorden wordt voortgezet
De Krijgsraad besluit dat het proces over de Decembermoorden doorgang moet vinden. Artikel 148 van de grondwet mag niet gebruikt worden om de voortgang van de rechtszaak te stuiten.
7 oktober 2019: Verzoek om Dino Bouterse over te plaatsen naar gevangenis in Suriname afgewezen
Dino Bouterse wordt in augustus 2013 in Panama gearresteerd en op verzoek van de Amerikanen uitgeleverd. In maart 2015 wordt hij in New York veroordeeld tot zestien jaar gevangenisstraf voor drugssmokkel en hulp aan terroristen. Medio 2018 wordt hij overgeplaatst naar een gevangenis in Mississippi met een lichter regime. Het Surinaamse ministerie van Justitie en Politie verzoekt om Dino Bouterse de rest van zijn straf in een gevangenis in Suriname te laten uitzitten. Dit verzoek wordt op 7 oktober 2019 door de Amerikanen afgewezen, vanwege ernstige bezorgdheid over de wetshandhaving en vanwege de ernst van het misdrijf.
29 november 2019: Veroordeling voor de Decembermoorden
Bouterse wordt bij verstek in Suriname veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf wegens betrokkenheid bij de Decembermoorden.
23 juni 2021: Wapenarsenaal
De dag nadat zijn kleinzoon Walter Bouterse op 22 juni 2021 zelfmoord pleegt, doet Desi Bouterse aangifte van diefstal uit zijn wapendepot. Hij kon over deze wapens beschikken omdat hij bevelhebber was van het leger. De buit bestond uit drie raketwerpers, drie Steyr AUG’s (een type legergeweer), een mitrailleur, twee multifunctionele zware machinegeweren, vijfentwintig AK-47’s (Kalasjnikovs), twaalf andere geweren en handvuurwapens, zestig raketten, honderd handgranaten en vijfendertig duizend patronen. Minister van Defensie Krishna Mathoera laat alle wapens en munitie die nog in de wapenkamer van Bouterse achtergebleven waren ophalen en kondigt strengere procedures aan.
20 december 2023: Veroordeling in hoger beroep voor de Decembermoorden
Bouterse wordt ook in hoger beroep veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf wegens betrokkenheid bij de Decembermoorden. Hij slaat op de vlucht, zit zijn straf niet uit, en overlijdt eind 2024.
Heden
Zwervers en daklozen in Paramaribo zijn veelal voormalige militairen van het Nationaal Leger, die zwaar gedrogeerd vochten in de Burgeroorlog. Zij zijn daarna aan hun lot overgelaten en dolen, leidend aan posttraumatische stressstoornissen, door het centrum van Paramaribo.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van informatie uit openbare bronnen, zoals (nieuwsmedia-)publicaties op internet. Niet alle informatie kan worden geverifieerd. Enkele details in dit artikel worden betwist. Zo nodig worden verbeteringen aangebracht.
Politieke fout OKB kan niet worden gewist door een simpele verklaring
in Actueel, Ingezonden, Opinie
INGEZONDEN
Op 30 december 2024 bracht het Onafhankelijk Kiesbureau (OKB) een verklaring uit in reactie op de ophef die was ontstaan na zijn eerdere uiting van medeleven over het overlijden van voormalig president Desi Bouterse. De verklaring kwam na een reeks kritieken en bezorgdheid over de objectiviteit van het OKB naar aanleiding van de wijze waarop het de nalatenschap van Bouterse in de pers had gepresenteerd.
In zijn reactie probeerde het OKB zijn onpartijdigheid en neutraliteit te bevestigen door te stellen dat de verklaring uitsluitend een algemene uiting van medeleven was en geen politieke voorkeur impliceerde. Toch blijkt hieruit dat het OKB niet voldoende rekening heeft gehouden met de politieke gevoeligheden van zijn eigen handelen en dat de schade aan zijn geloofwaardigheid niet zomaar met een simpele verklaring kan worden hersteld.
“De verklaring van het OKB heeft, bewust of onbewust, politieke voorkeuren gesuggereerd die het instituut niet mag of kan hebben”
Het is van groot belang dat publieke instellingen als het OKB zich altijd aan de hoogste standaarden van onpartijdigheid houden. Het OKB speelt een fundamentele rol in de democratie van Suriname, aangezien het toezicht houdt op de verkiezingen en zorgt voor de transparantie en eerlijkheid van het verkiezingsproces. Dit vereist absolute neutraliteit, vooral wanneer het gaat om publieke communicatie. Elke uitspraak die door de samenleving als partijdig of politiek gekleurd wordt geïnterpreteerd, kan het vertrouwen in het hele democratische systeem ondermijnen.
Politieke fout
De verklaring die het OKB aflegde na het overlijden van Bouterse wekte de indruk van sympathie voor een omstreden politieke figuur, wat het vertrouwen in het instituut ernstig aantastte. Het uitgangspunt dat de verklaring slechts een formele uiting van medeleven was, zoals gebruikelijk bij het overlijden van een publiek figuur, lijkt op het eerste gezicht begrijpelijk. Het is namelijk niet ongebruikelijk dat instituten deelneming betuigen bij het overlijden van een belangrijke politieke figuur.
Echter, de manier waarop de verklaring werd geformuleerd, met termen als “bepalende politieke leider” en het aanduiden van het overlijden van Bouterse als “een groot gemis voor het land en de samenleving” deed meer dan enkel deelneming betuigen. Deze woorden gaven de indruk van politieke erkenning en sympathie voor de persoon Bouterse, wat zeker niet op zijn plaats is voor een instantie die wordt geacht politieke neutraliteit te bewaren. Het OKB had zich bewust moeten zijn van de impact van dergelijke bewoordingen, vooral gezien de controversiële geschiedenis van Bouterse, die door velen in Suriname wordt geassocieerd met zware mensenrechtenschendingen en politieke verdeeldheid.
Onvoldoende verantwoordelijkheid
De schade die deze verklaring heeft veroorzaakt, kan niet met een simpele herziening van de verklaring worden gewist. In plaats van het volstaan met een uitleg van “onbedoelde verwarring” had het OKB de gelegenheid moeten aangrijpen om diepgaandere verantwoordelijkheid te nemen voor zijn rol in het scheppen van de indruk van partijdigheid.
Het had moeten erkennen dat de formulering van de verklaring niet alleen ongepast was, maar dat het op het verkeerde moment werd geuit. De beslissing om deze uiting van medeleven te doen, zonder rekening te houden met de breed gedeelde verdeeldheid over de persoon Bouterse, toont een zorgelijke mate van politieke insensitiviteit die verder reikt dan een communicatiefout.
Het is duidelijk dat het OKB zijn eigen taak niet volledig heeft begrepen in de context van deze verklaring. Het gaat niet alleen om het spijtig verlies van een politiek figuur, maar om het vertrouwen van de samenleving in de integriteit van het kiesproces.
De verklaring van het OKB heeft, bewust of onbewust, politieke voorkeuren gesuggereerd die het instituut niet mag of kan hebben. Zeker gezien het feit dat het OKB geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de schaduwen die Bouterses politieke carrière over Suriname heeft geworpen, is deze poging om het incident snel te verdoezelen door middel van een oppervlakkige uitleg bijzonder zorgwekkend.
Het OKB stelt dat het zijn neutraliteit en onpartijdigheid zal blijven handhaven en dat het in de toekomst zorgvuldiger zal zijn in zijn communicatie. Echter, het probleem is dat de verklaring niet alleen een communicatiefout betreft, maar ook een fundamenteel misverstand van de rol die het OKB speelt in de samenleving.
Het OKB moet zich bewust zijn van de bredere implicaties van elke publieke communicatie die het uitzendt. Bij elke uitspraak moet het zich afvragen hoe het zou kunnen worden geïnterpreteerd door verschillende delen van de samenleving, die verdeeld zijn over het verleden van figuren zoals Bouterse.
Maatregelen
Het is belangrijk dat het OKB zich niet verschuilt achter een “onbedoelde verwarring” of “normale omgangsvormen”. In plaats daarvan moet het het gesprek aangaan over de bredere politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid die het draagt. De schade die is aangericht aan zijn geloofwaardigheid is niet eenvoudig te herstellen met een simpele verklaring. Het OKB moet de implicaties van zijn fout erkennen.
Er is een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid die het OKB niet mag negeren. Het OKB moet concrete maatregelen treffen, zoals het ontwikkelen van duidelijke richtlijnen voor de formulering van uitspraken die een publieke invloed kunnen hebben. Er moeten strengere controles komen voor het goedkeuren van communicatie van het OKB, zodat dergelijke fouten in de toekomst kunnen worden voorkomen.
Bovendien moet het OKB transparant zijn over de interne processen die hebben geleid tot deze misser en de verantwoordelijke functionarissen moeten zich tegenover de samenleving verantwoorden voor deze fout. Het OKB moet niet alleen de boodschap overbrengen dat het zijn onafhankelijkheid en objectiviteit waardeert, maar dit ook daadwerkelijk in de praktijk brengen.
De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat het OKB, als de instelling die de verkiezingen van Suriname moet waarborgen, zich onvoorwaardelijk houdt aan de waarden van neutraliteit en objectiviteit. De verklaring van 30 december 2024 kan niet het einde zijn van dit proces, maar slechts het begin van een noodzakelijke herwaardering van het beleid en de verantwoordelijkheden van het OKB in de toekomst.
John Slagveer
https://dwtonline.com/politieke-fout-okb-kan-niet-worden-gewist-door-een-simpele-verklaring/